<Home>


De inleiding van het boek

Het is, ten tijde van het verschijnen van dit boek, alweer vijftig jaar geleden, dat het Nederlands Palestina Komitee werd opgericht, en het is daarmee het enige landen-comité, dat sinds de jaren zeventig ononderbroken actief is geweest en nog steeds bestaat. Het is ook een landen-comité waarover nog heel weinig is gepubliceerd. Dit is geen jubileumboek, dat met medewerking van de leden en ex-leden is uitgebracht. Het is een ongeautoriseerde biografie. De afgelopen negen jaar heb ik onderzoek gedaan naar het Palestina Komitee, op grond van archieven, krantenartikelen en eigen waarnemingen.

De focus van mijn onderzoek naar het Palestina Komitee, vanaf nu ook aan te duiden als 'NPK' of kortweg 'PK', heb ik gelegd op het thema 'terrorisme en geweld'. De vraagstelling in dit boek is: “Hoe gaan leden van het NPK om met geweld van Palestijnse terreurgroepen?”. Ondanks de wollige uitdrukkingomgaan met”, is dit toch de beste omschrijving. Hoe reageert het NPK op aanslagen, vliegtuigkapingen, stenengooien en mesaanvallen? Wat is de officiële reactie via persberichten en wat wordt er intern gezegd? Kortom, hoe gaan leden en bestuur ermee om?

In dit boek wordt hiervoor de indeling ontkennen-goedpraten-meedoen gebruikt. De uitingen van het NPK worden in deze schematische indeling ondergebracht en geanalyseerd.  

 

De eerste ontmoeting, die bepalend is geweest voor het starten van mijn onderzoek naar het Nederlands Palestina Komitee, was de bijeenkomst in de Singelkerk te Amsterdam, op 10 september 2011. Het thema van die middag was: “De Palestijnse staat”. Ik ging erheen om de motivatie en argumentatie van het NPK te onderzoeken.


Tijdens de rookpauze blijkt, dat enkele leden zich aangevallen voelen, zonder dat ik ook maar een woord gezegd heb. Een lid van de 'ordedienst' vraagt, wat ik kom doen. Andere leden willen graag praten, maar hebben mij al meteen in het vakje 'Christenen voor Israël' geduwd. Ik constateer dat het NPK een gesloten groep is, die zich wil verdedigen tegen aantijgingen. Eén van die aantijgingen is steeds geweest, dat het comité de vliegtuigkapingen en andere terreurdaden van Palestijnse strijdgroepen verdedigt of ondersteunt.


Enkele bezoekers vertellen ook ongevraagd aan mij, dat ze niet antisemitisch zijn. Blijkbaar is dat een andere aantijging die ze vaak moeten pareren. Hoewel dat ook een interessant vraagstuk is, wordt het in dit boek buiten beschouwing gelaten.

De tweede ontmoeting met het NPK, die belangrijk is geweest voor mijn onderzoek, is in 2012, tijdens deelname aan een radioprogramma van de Joodse Omroep. Voorzitter Wim Lankamp van het NPK komt met een groot aantal mappen en brochures de studio binnen om deel te nemen aan een discussie over Israël en de Palestijnse beweging. Voor Wim Lankamp is de zaak heel duidelijk: hij wil resoluties van de Verenigde Naties en andere internationale organisaties voorlezen en daarmee het pleit winnen. De andere forumleden hakken bij die gelegenheid verbaal op hem in en wijzen op de vele terreurdaden die door Palestijnen zijn gepleegd. De voorzitter geeft echter geen krimp en blijft zijn standpunten herhalen.

Als voorbereiding voor de discussie met het NPK krijg ik het boekReisdoel Palestinatoegestuurd, met de opmerking dat in het boek, dat gaat over deelname aan de gewapende strijd door leden van het NPK, ook een Wim voorkomt.

Mijn focus als onderzoeker lag in die tijd al op het geweld van de Palestijnse strijdgroepen. De Wim uit het boek bleek een heel andere Wim te zijn dan de Wim Lankamp die daar vóór mij zat. Het zou nog tot 2018 duren alvorens ik tot de ontdekking kwam dat Wim Thierens, die in 1974 zijdelings bij de terreur van Palestijnen betrokken was, en die in het boek genoemd wordt, nu nog steeds een rol speelt bij het NPK.
 

Tijdens mijn negen jaar durende onderzoek, heb ik het archief van het NPK bestudeerd in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, een archief dat in totaal dertig dozen omvat. Vanaf het moment dat ik, in 2016, e-mails naar leden van het NPK begon te sturen met het verzoek om een interview, werd het archief voor mij gesloten. De 2000 documenten die ik al had, aangevuld met openbare bronnen, waren voldoende om dit boek en eventuele vervolgboeken te schrijven.

Doordat ik al jaren blogs over pro-Palestijns activisme schrijf, waarbij ik geheimen ontdek en structuren blootleg, kunnen de leden van het Palestina Komitee mijn bloed wel drinken. Als ik dan eindelijk eens een boek met bronvermelding en noten wil schrijven, waarin het hele verhaal op een wetenschappelijke manier wordt verteld, is het kwaad reeds geschied. Geen van de betrokkenen wilde met mij praten. De oprichter van het Palestina Komitee en tegenwoordig Midden-Oosten-deskundige van Clingendael, Bertus Hendrik, liet mij zelfs weten:

 

Geachte meneer Broer,

Ik ga op elke uitnodiging van mijn “frenemy” Ronnie Naftaniél, van het Cidi, van Cidi-jongeren of van lokale afdelingen van Paole Zion, of zoals nog eerder dit jaar, van De Liberaal Joodse Gemeente om over het Israëlisch-Palestijnse conflict of over weer opkomend antisemitisme te praten in, maar op uw verzoek om een interview over 50 jaar Palestina Komitee zal ik niet ingaan. Ik heb u even gegoogeld en ik begrijp dat u ook de man bent achter het blog Keesje Maduraatje.  kort bezoek aan uw blog heeft mij er al snel van overtuigd dat u mij helemaal niet nodig heeft. U weet het allemaal al. Van iemand die pretendeert een geschiedenis te schrijven van het NPK, of welk onderwerp van historisch onderzoek ook, mag een minimum aan professionele distantie en objectiviteit verwacht worden. Maar u doet me onmiddellijk denken aan iemand voor wie “the facts should never stand in the way of a good story” (however “good” is defined in this case). Leve de vrijheid van meningsuiting, dus ga u gang, en zoals gezegd, met uw benadering van het onderwerp Israël-Palestina heeft u mij absoluut niet nodig. 

 

Met vriendelijke groet,

Bertus Hendriks”

 

Ik heb wel begrip voor de houding van Bertus Hendriks. In 1980 werd in tijdens de kroningsrellen opgepakt vanwege het afsteken van een rookbom op de Dam. Jaren later benaderen journalisten mij om een interview over het thema krakers en rellen te maken. Ik weiger die interviews altijd, omdat ik een periode heb afgesloten en omdat ik nu een zakenman ben, die geen negatieve publiciteit kan gebruiken. Bertus Hendriks is intussen een gerespecteerd Midden-Oosten deskundige bij Clingendaal en kan het ook niet gebruiken dat deze gewelddadige periode opnieuw wordt opgerakeld. Hij weet ook dat ik structuren blootleg en geheimen ontrafel. Dan zou hij teveel met zichzelf geconfronteerd worden.

Door mijn observaties, het lezen van berichten en het bestuderen van het archief van het Palestina Komitee, heb ik toch voldoende materiaal gevonden om dit boek te kunnen schrijven. Bovendien hebben leden van het NPK zelf al in verschillende artikelen teruggekeken op de historie van het comité. Laat nu de lezer zelf bepalen of dit verhaal objectief genoeg is en of het mij is gelukt boven de stof te gaan staan.


In dit boek wordt geen oplossing voor het conflict in het Midden-Oosten gegeven. De aandacht gaat uit naar de Nederlandse pro-Palestina activisten van het Palestina Komitee in de Nederlandse situatie. Het is ook niet zo, dat ik geen eigen mening over het conflict zou hebben. Mijn thema is echter al jarenlang terrorisme en politiek geweld. Het Midden-Oostenconflict is een ander thema.

Een ander heet hangijzer, dat in dit boek niet wordt uitgewerkt, betreft het taalgebruik. De controverse rond Palestijnen en Israël is in Nederland intussen zo hoogopgelopen en de fronten zijn zodanig verhard, dat ook het taalgebruik omstreden geworden is. Van zionistische zijde krijg in te horen, dat er helemaal geenPalestijnenbestaan. Het zou een term zijn, die in de jaren zestig is uitgevonden. Zoekende in kranten via het programma Delpher vinden we inderdaad dat tot aan het einde van de jaren zestig gesproken wordt over “Palestijnse Arabieren”. Ik heb besloten in dit boek de term Palestijnen te gebruiken omdat leden van het Palestina Komitee die term gebruikt en omdat ook vertegenwoordigers van de staat Israël en Israëlische kranten dit doen.

 

1.1       Indeling van het boek 

In hoofdstuk drie beschrijf ik het Palestina Komitee in zijn maatschappelijke context, namelijk als onderdeel van de nieuwe sociale bewegingen. Het Komitee staat niet alleen en hoort bij andere critische en maatschappijveranderende groepen.

Ieder conflict en iedere ontstaansgeschiedenis van een land schrijft zijn eigen verhaal. Over Israël en het Midden-Oosten worden ook verhalen verteld. In dit boek worden die verhalen aangeduid met de wetenschappelijke term ‘narratives’. Het Israelische verhaal gaat over een volk dat veertig jaar door de woestijn trekt en aankomt in het beloofde land. Bij het hedendaagse verhaal hoort ook, het vruchtbaar maken van woestijn en andere innovatieve ontwikkelingen. De Shoah is een onderdeel van de Israëlische nationale geschiedenis en identiteit.

 

Ik ga in hoofdstuk vier in op de vraag wat Nederland nu eigenlijk met Israël heeft en hoe die verhalen doorwerken in de onvoorwaardelijke steun die Nederland tot in de jaren tachtig aan Israël geeft.

In hoofdstuk vijf beschrijf ik hoe de activisten van het Palestina Komitee deze verhalen willen afbreken en er andere verhalen over onderdrukking, bezetting, Nakba, muren en afsluiting tegenover willen zetten.

     

In hoofdstuk zes beschrijf ik de verschillende reacties op het geweld van de Palestijnse terreurorganisaties. Dat doe ik aan de hand van beelden, omdat afbeeldingen ook een verhaal vertellen. De lijdende Palestijn vertelt een ander verhaal, dan de strijdende Palestijn.

1.2       Wie ben ik om dit te mogen schrijven?  

Sinds 2005 schrijf ik een blog over terrorisme, Israël, en Islam, met de naam ‘Keesjemaduraatje’. In dat kader bezoek ik sinds die tijd veel bijeenkomsten, demonstraties en andere evenementen. Sinds 2010 is mijn focus steeds meer op de Palestijnse strijdgroepen komen te liggen. De interesse in dit thema komt gedeeltelijk vanuit mijn cultureel-antropologische studie aan de VU in de vroeger jaren tachtig. Wie goed zoekt vindt nog wetenschappelijke artikelen van mij over de politieke veranderingen in lokale gemeenschapppen in Tunesië en Algerije. Tegelijkertijd met mijn studie was ik actief in anarchistische- en kraakkringen. In dat kader kwam ik in aanraking met de vraag in hoeverre geweldadige acties een bijdrage kunnen leveren aan veranderingen in de samenleving. In het communistische dagblad de Waarheid schreef in in de jaren tachtig artikelen over terrorisme in Duitsland. In 2007 schreef ik in het dagblad Trouw een geschiedenis van de kraakgroep Indische Buurt, waar het thema geweld ook aan de orde komt.

Culturele antropologie, anarchisme en kraken, zijn dat de beweegredenen van Kees Broer om een geschiedenis van vijftig jaar Palestina Komitee te schrijven? Heeft Kees Broer ook een gewelddadig verleden te verwerken en probeert hij dat door middel van het schrijven van dit boek te doen? In het hoofdstuk ‘Wat heeft Nederland met Israëlzal blijken, dat mijn gereformeerde achtergrond er ook iets mee te maken heeft.

Ik weet zelf niet wat ik zelf erger vind, Als het Palestina Komitee de aanslag op het Olympisch dorp in München bagatalliseert, of een groep radicale anti-imperialisten die een trainingskamp in Jemen organiseert. In het eerste geval komt al gauw hypocrisie naar voren. Wel de anti-imperialistische ideologie aanhangen, maar slechts met de mond terroristische acties goedpraten of ondersteunen. “Wat zeggen we intern en wat brengen we naar buiten?”, is al gauw een vraag die bij deze denkwijze naar voren komt. Of ondersteun je de anti-imperialistische ideologie en handel je daar ook consequent naar?

Tijdens mijn interview met Adrie Eeken, één van de deelnemers in Jemen, bleek ik meer sympathie voor de consequente geweldadige weg te hebben. De oprechte strijder, die je recht in het gezicht kan kijken, heeft meer met mijzelf te maken. De ‘maar-zeggersen goedpraters daarentegen wekken bij mij eerder afschuw, vooral als ze ieder interview weigeren en er niet recht voor uitkomen.
Een oprechte houding zie ik ook bij voormalige leden van het Palestina Komitee, die tegen mij zeggen, dat ze al in de jaren negentig afstand van deze weg hebben genomen.


Zo heb ik tijdens dit onderzoek ook dingen over mijzelf geleerd. Dat ik zelf ook een gewelddadig verleden te verwerken heb. Waar de liefde voor Israël en zijn bewoners eigenlijk vandaan komt. Daardoor weet ik nu ook beter waarom ik per se dit boek wilde schrijven. Het meest opzienbarende in dit lange en moeizame proces is, dat ik toch beter begrijp hoe moeilijk het Palestina Komitee het in het begin van het bestaan heeft gehad, hetgeen mogelijk de afgeslotenheid verklaard.

 

 

<Home>